zaterdag 5 januari 2013

Losse gedachtenflodders van een mama

Daar zit ik dan. Temidden van de puinhopen van mijn dochter (17). Of moet ik zeggen: van haar leven? De rommel en de stofwolken om me heen grijnzen me arglistig toe.
 
Het is 24 juli 2012.  Ik heb eindelijk tijd voor Vera 's kamer. Wat een bende, wat een zooi. Nu ze een paar dagen weg is, grijp ik mijn kans.
Kasten gaan leeg. Planken worden afgestofd. Gordijnen gewassen. Ramen gezeemd. Het gaat lekker en schiet goed op. Al zal ik het niet redden in één dag, vermoed ik. 
De volgende dag ga ik de klus afmaken en stuit op het schriftje. Het verboden schriftje. Jullie weten wat ik daarmee heb gedaan. Ik sloeg het wél open. Ik ging het wél lezen. En ik vond het geheim.
 
‘Gelukkig zijn de zelfmoordideeën een beetje over. Ik weet nú dat ik voor God waardevol ben’. Ik blader verder terug en lees daar de oorzaak van zulke verdrietige ideeën: ‘ik ben verliefd! Op een meisje…’
 
Daar zit ik dan. Op mijn knieen tussen de troep. Schrift op schoot. Wat er dan door je heen gaat! De schok. Het toch wel ergens al geweten hebben. Bevestiging. De toekomst die je kind, Mijn kind, door gaat maken. Heel anders dan je verwacht en hoopt.

Mijn gedachten gaan terug in de tijd. Hoe Vera als jong, kwetsbaar meisje naar de kleuterschool ging. Ze klampte zich helemaal vast aan één figuur: een hele lieve jongen, die, naar wat we nu weten, ook homofiliegevoelens heeft. Maakt dat uit? Nee! Maar ik denk er wel opeens aan. Of aan al die keren dat Vera haar spleetje piemeltje noemt. Vergeef me even het woord, zo zei ze het altijd. Ik snapte dat niet. Oudste in het gezin, geen grote broers boven haar of zo. Nu zie ik het scherper. Zo voelt het waarschijnlijk ook. Haar grove taal, zo helemaal niet meisjesachtig. Haar houding. Haar...alles. Gewoon, ergens wist ik het! Maar het is moeilijk te omschrijven waardoor.

Vera is niet het meisje wat je ziet lopen met een stoere knul aan d'r arm. Of in een trouwjurk. Daar heb ik al heel lang mijn vraagtekens bij gehad. Hoewel we natuurlijk niet in de toekomst kunnen kijken. Ik gooide het altijd op haar Asperger. Want hebben mensen met autisme niet meer de mannelijke hersenen? Is uitgebreid verhaal, ga ik nu maar niet op in. Is het vreemd, dat ik dacht dat ze daarom vaak zo jongensachtig doet?

Misschien gooi ik alles wel door elkaar, maar het is ook zo'n warboel in mijn hoofd, nu ik in de kamer zit. Terwijl al die herinneringen boven komen slaan in mijn hersenpan de stoppen zo'n  beetje door. Paniekerige ideeen komen boven. Wat moet ik! Wat moet zij! Wat, WAT??????? Zittend op de grond, in die lege kamer, bestorm ik de hemel en smeek God of ik het toch mis mag hebben. Misschien was het maar een periode en is het nu over? Het schrift stop ik weg, ik lees het niet meer. Het enige wat ik nog kan doen is doorgaan. Schoonmaken die kamer. Helemaal afmaken en daarna naar benenden gaan. En dan? Ja. Wat dan?

Ik veeg mijn wangen droog. Ik ga weer aan de slag. Op de automatische piloot. Ondetrtussen roep ik God aan. Hij is ons een Schild en Hulp, zeer groot. Wat kan ik beter dan naar Hem de toevlucht nemen?

Als de kamer klaar is, schoon en fris, ga ik naar beneden. Met een zeer bezwaard hart. Het voelt alsof ik ook wel een schoonmaak kan gebruiken.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten