Daar
zit ik dan. Temidden van de puinhopen van mijn dochter (17). Of moet ik zeggen:
van haar leven? De rommel en de stofwolken om me heen grijnzen me arglistig
toe.
Mijn
gedachten gaan terug naar die avond. Daar stond ze. Haar wijsvinger
waarschuwend opgeheven.
“Dit
schrift, mam, mag je nooit lezen. Dit is geheim.” En ik beloofde het.
Maar
tijdens deze grote schoonmaak, terwijl dochter logeren is bij een vriendin,
schoot het door me heen: welk geheim is nu te groot voor een moeder??
En
nu zit ik hier. Met het geheim van dochter op schoot. Hier en daar lees ik een
stukje. Ik lees over haar vertrouwen in God, haar Vader, over haar pijn om een
vriendin, over haar verdriet, zoals elke puber die heeft.
Terwijl
ik verder blader glimlach ik stil. Mijn dochter. Door haar sociale beperking
heeft ze het zwaar, maar ze komt er wel. Al heeft ze momenteel haar hart voor
me gesloten en herken ik mijn spontane, vrolijke dochter bijna niet meer, de
laatste maanden.
Plotseling
zie ik dat die allerlaatste pagina’s ook beschreven zijn en ik blader zachtjes
terug. Ademloos lees ik haar geheim:
‘Gelukkig
zijn de zelfmoordideeën een beetje over. Ik weet nú dat ik voor God waardevol
ben’. Ik blader verder terug en lees daar de oorzaak van zulke verdrietige
ideeën: ‘ik ben verliefd! Op een meisje…’
Verdoofd
klap ik het schrift dicht. Ik open de deur van de kast en zet het er
voorzichtig weer in. Precies zoals ik het heb gevonden. Minutenlang staar ik
voor me uit. En mijn hart schreeuwt: o nee! Wat een eenzaamheid, wat een
verdriet! O God, help mijn kind hier doorheen!!
Als
ik een kwartier later, of was het een uur? moeizaam overeind kom, komen ook
mijn gedachten weer in één lijn met mijn gevoelens. Ik kom tot de ontdekking
dat ik eigenlijk helemaal niet zo verbaasd ben. Ik ben vooral blij dat ik het
nu weet. Zeker weet, van haarzelf ‘gehoord’. Ik voel me niet schuldig, omdat ik
mijn belofte verbrak. Nu kan ik me voor bereiden op wat eens komt. Nu kan ik
mijn standpunt hierover innemen en vooral, nu kan ik voor haar bidden.
Maar
hoe verder? Opbiechten? Wachten? Doorvertellen? Allereerst race ik naar de
computer voor meer informatie. Al weet ik natuurlijk drommels goed wat het
inhoud, toch verlang ik naar ervaringsdeskundigen. Helemaal handig is het niet,
want de pc staat midden in de kamer, iedereen loopt er zomaar langs. Door
gebrek aan privacy besluit ik in de christelijke boekhandel op zoek te gaan
naar boekjes over homofilie. Maar daar is niets te vinden. En anders? Had ik
het dan durven kopen? Ze kennen me hier allemaal! De enige optie is nog:
boekjes zoeken en via internet bestellen. Lekker anoniem, al moet ik wel goed
de brievenbus in de gaten houden.
Mijn
besluit staat al snel vast. Ik wacht. Ik confronteer dochter er niet mee. Ik
wacht, tot zij zelf aan haar coming-out toe is.
Ik
vertel verder niemand iets over deze ontdekking. Man niet. Hulpverleners niet.
Vriendinnen niet.
Maar
ondertussen praat ik. De hele dag heb ik contact met Vader en vertel Hem mijn
zorgen.
“Vader
wees met haar! Bescherm haar voor pijn, voor eenzaamheid en verdriet. Geef haar
acceptatie en help haar als de verleidingen om haar heen zijn!” Ik bid het de
hele dag, de hele nacht. Wel drie weken lang. Tot ik er zelf gek van wordt. En
God ook, denk ik. En dan spreekt Hij:”Ik ben bij je. Ik ben bij haar. Vrees
niet.”
Ik
herinner me dat ik mijn zorgen bij Vader mag brengen, maar het ook daar mag
laten. Nog een keer val ik op de knieën en dank Hem voor zijn zorg, voor zijn
Vaderzijn. Hij is daar toch veel beter in dan dat ik moeder kan zijn? Er komt
een intense rust in mijn hart. Ik kan dochter en haar probleem, haar anders
zijn, helemaal bij Vader achterlaten en haar in Zijn armen leggen.
Dochter praat nog niet. Ik zeg niets. Behalve dat ik af en toe het gesprek op homofilie in algemene zin gooi. Tegen zoon bijvoorbeeld. Hij gebruikt het woord ‘homo’ te pas en te onpas. En dat doet me nu opeens heel veel pijn.
“Weet
je, en ondertussen hoor ik dochter achter me op het toetsenbord rammen, God
heeft de mens gemaakt. Man en vrouw. Zo is het bedoeld. Maar het kan zijn dat
een man verliefd wordt op een man, of een vrouw op een vrouw. Dat is heel
moeilijk voor hen. Heel verdrietig, heel eenzaam.”
Het
getik houdt stil. Ik voel de spanning van dochter achter mijn rug.
“
Maar, ga ik verder. God houdt ontzettend veel van deze mensen. Juist omdat ze
het zo moeilijk hebben en zo eenzaam kunnen zijn. En wij moeten ook heel veel
van hen houden en hen helpen. En niet meer ‘homo’ roepen, want dat kan heel
veel pijn doen.”
Zoon
luistert. Dochter ook. Weet ze nu dat ze
welkom is? Dat ik haar mama blijf? Dat ik haar nooit zal laten vallen, wat er
ook gebeurd?
Kom
maar meisje, bij mij mag je uithuilen, ik wil je troosten. Waar wacht je nog
op?